Max ontwerpt al zijn sieraden zelf en maakt ze met de hand. “Veel goudsmeden zitten in driedelig pak achter zo’n machine. Ze ontwerpen alles op de computer en dat gaat vervolgens naar de gieterij.” Dat gaat bij Max dus wel anders. Iemand komt bijvoorbeeld zelf met iets van goud naar hem toe. Max rommelt wat tussen zijn spullen om een voorbeeld te laten zien. “Dit maak ik.” Max wijst de inkepingen aan. “Daar komen briljanten in. Ik maak een staaf, die ga ik inzagen, infrezen. Dat worden uiteindelijk drie ringetjes.”
Chaos in de werkplaats
Opvallend aan de werkplaats van Max is dat het nogal een rommeltje lijkt. “Ik weet precies waar alles ligt! Niemand mag aan mijn spullen zitten. Je mag best kijken, als het maar precies op dezelfde plek blijft liggen.” Terwijl hij vertelt over zijn bijzondere vak, gaat hij rustig door met zijn werk. “Kijk, dit ben ik bijvoorbeeld aan het maken”, zegt Max, terwijl hij een zware ring aangeeft. “Dit is voor de marine in Doorn. Voel maar, veertig gram.”
“Ik doe dit al veertig jaar en tot nu toe heb ik er nog plezier in”
Familieberoep
Hoe hij in het vak terecht is gekomen? “Het zit in de familie. Mijn opa was voorzitter van de diamantbeurs, mijn ooms zaten ook in de diamantslijperij, in Amsterdam. Dan val je er gewoon in. Je weet niet anders. Ik doe dit al veertig jaar en tot nu toe heb ik er nog plezier in.” Max kwam 32 jaar geleden naar Amersfoort, waar hij een zaak begon op de Kamp. “ In de Krommestraat zitten we al een tijd. En sinds deze op nummer 5. Het is wel anders dan ik had verwacht. Vergeleken met de Kamp is het hier wel heel stil, hoor. Dus op dat dit ‘dé straat van Amersfoort’ is, kom ik wel een beetje terug.”
De stad waar hij opgroeide, Amsterdam, mist hij nog steeds, zegt hij met enige weemoed in zijn stem. “We gaan elke zondag naar Amsterdam om er rond te struinen. Naar de Jordaan, waar ik op school heb gezeten, in de Westerstraat. Amersfoort is wel echt wennen. Teruggaan kunnen we niet betalen. Het is nu echt een drama met de huizenprijzen. Dat zie ik niet zitten.”
Beste van de wereld
Max leerde zijn vak van de besten van de wereld, waaronder een diamantzetter in Israël. “Ik woonde in Jeruzalem en studeerde bij een man die alleen Chinees en Russisch sprak. We communiceerden met handen en voeten.” Maar de communicatie was niet de grootste uitdaging. “Je moest zelf je houten handvat en stekers maken. Met houtbewerken moest je een stuk of tien houders maken. Hij had dan staal, dat kwam denk ik uit Rusland ofzo. We moesten dat zelf slijpen. Daar ben je uren mee bezig. Binnen een paar weken tijd kon je met je rechterhand niks meer vasthouden.”
Er zijn meer heftige aspecten aan het werk van Max. “Ik heb een stuk of zes, zeven overvallen gehad. Dat is het enige probleem met dit soort beroepen.”
Zomaar de spullen meegeven, dat doet Max niet. “Je jat dingen die ik gemaakt hebt. Daar word ik doodziek van. Het is allemaal persoonlijk en uniek en ik wil mijn spullen niet kwijt. Behalve als iemand het koopt. En dan nog wil ik het niet altijd kwijt.”